Monday, April 23, 2007

Het kan verkeren

Maandagmiddag 12.18, de telefoon gaat. M’n schoolboeken gaan opzij. Lichtelijk verveeld hijs ik mezelf uit de bank. Wat nu weer? Mijn moeder die belt voor een boodschap, mijn baas die vraagt of ik extra wil werken, of een stel telemarketeers? Wat wordt het? Geen van allen, ik krijg mijn oom aan de lijn.

‘Hey Marius, is er iemand thuis vanmiddag?’ ‘Ja hoezo?’ vraag ik. ‘Je moeder, Ed en ik willen vanmiddag met z’n drieën bij oma in het ziekenhuis langsgaan. Kan jij opendoen als ik bij jullie ben, zodat ik de auto kwijt kan?’ Nietsvermoedend stem ik in, nog half met m’n hoofd bij de lesstof contractrecht. Volgende week tentamens, en dat is nu het enige dat telt.

Denk ik.

‘Marius, heb jij je moeder eigenlijk nog gesproken vanochtend?’ Pas nu begint er een lampje omtrent de aangekondigde visite van mijn oom te branden. ‘Het gaat namelijk niet zo goed met oma. Maar dat moet ze je zelf maar vertellen.’

Kut!

Dat is echt het enige woord wat in me opkomt na een gesprek over 11 gebroken ribben en een onbekend aantal tumoren. Het ene moment breekt ze haar enkel, het volgende moment ligt ze dood te gaan op de intensive care. Het kan verkeren.

En waarom ben ik nou echt zo geschokt? Van nature ben ik niet zo’n familiemens. Oma’s werden door mij tot nu altijd beschouwd als mensen die je energie gaven tot je twaalfde, en het vanaf dat moment begonnen terug te nemen. Boodschappenbriefjes doorgeven, eindeloos gezever en geklaag over de toestand in het bejaardentehuis. Alleen het telefoneren na de voetbalwedstrijden van feyenoord kon me altijd wel plezieren. Dus het verlies van een innige band zou je het niet kunnen noemen. Eigenlijk ben ik best een klootzak. Nooit omgekeken. En dat is precies hetgeen dat nu met een schok door me heen gaat. Nooit de moeite genomen om iets voor haar te doen. En nu ligt ze daar, en zal ik het nooit meer kunnen veranderen.

Woensdagmiddag 14.32. Ik bel even met mijn moeder om te kijken hoe het met haar gaat, ze is in het ziekenhuis. ‘Hoe staat het daar, nog nieuws?’ Even is het stil. ‘Ja, ze laten oma slapen totdat het zover is. Er is niks meer aan te doen.’ ‘Heeft ze veel pijn?’ vraag ik bezorgd. ‘Nee, ze krijgt morfine. Ik moet je de groeten doen, ze vond het erg fijn dat je er gister even was.’

Donderdagavond 19.40. Als Marco Borsato ooit heeft gezegd dat afscheid nemen niet bestaat, kan hij mooi de pleuris krijgen. Hier sta ik naast een bed, waarin mijn doodzieke oma verstopt ligt tussen slangetjes, morfinepompen en andere piepende apparaten. Ademhalen gaat niet zo makkelijk met 11 gebroken ribben. Ze ademt alsof elke hap lucht haar laatste kan zijn. Sommigen geven haar nog een dag. Sommigen geven haar nog tot na het weekend. Ik geef mezelf nog 1 kans om er te zijn zoals ik er altijd voor haar had moeten zijn.

Ze slaapt, moe van al het bezoek in de kamer en de morfine in haar lichaam. Even ziet ze me, voor ze weer wegvalt in een diepe slaap. Ik kijk naar de vrouw die me ooit meenam naar de dierentuin. De vrouw die altijd waterijsjes voor mij en mn zusje maakte. De vrouw die nooit terug gekregen heeft wat ze van me verdiende. Die vrouw ligt nu zwetend te smachten naar het einde. Ze zegt niks meer, ik laat haar slapen. Dan sta ik op, mijn taak is gedaan. Ik geef haar een kus op haar voorhoofd en loop de kamer uit. Ik proef het zout van haar zweet.

‘Damn’ denk ik bij mezelf, de laatste keer met haar, en ze kan niet eens meer wat zeggen. Ik sta bij de deur. Ik wil wel weg, maar ik kan niet. Niet zo, niet zonder iets gezegd te hebben. Ik draai me om in berusting en sta al met 1 voet buiten de deur. ‘Hallo?’ Eindelijk, ik hoor wat! Als ik omkijk ligt m’n oma met haar ogen open op bed. ‘Ik ga er vandoor oma, gaat u maar lekker slapen.’ Een beetje verward zoekt ze naar adem. ‘Ja, lekker slapen.’ Even buig ik over haar heen om te horen wat ze zegt. ‘Dag lieve oma, slaap zacht.’ Even kijkt ze nog op. ‘Dag lieverd.’ Ze zei het! Haast onverstaanbaar, maar o zo liefdevol.

Even verdrietig als gelukkig loop ik weg. Het is goed zo. Van een zeurende oma naar een lieve vrouw. Van een afstandelijke relatie naar een waardig einde. Het kan verkeren.