Thursday, November 15, 2007

An odd couple

Daar staat ze, op de hoek van de straat. Een klein meisje. Hoe oud zou ze zijn? Hoogstens een jaar of acht. Een klein prachtig meisje, in een roze prinsessenjurk. En in haar arm houdt ze een oude versleten teddybeer. Vrolijk praat het meisje tegen de beer die blijkbaar de liefkozende naam Mister Teddy heeft gekregen. Ik zie het meisje de hoek om lopen, Mr. Teddy achter zich aan over straat slepend.

Even ben ik uit mijn evenwicht geraakt door het verbazingwekkende en ontroerende schouwspel. Ik was op weg naar de supermarkt voor het doen van wat boodschappen. “Fuck it” zeg ik tegen mezelf. Dit moet ik zien. Ik weet niet wat het is, maar het prinsesje heeft me geraakt. Snel ren ik naar de hoek om te kijken of ik haar spoor kan achterhalen.

In de verte zie ik een roze glimp bij de speeltuin. Op mijn gemak steek ik de straat over. Het is stil op straat. Grauwe wolkensluiers rijgen zich aaneen tot een tapijt van mistroostigheid. Als ook nog de eerste windvlagen de kop opsteken zoek ik beschutting in het bushokje.

15 meter verderop zie ik haar. Het meisje in de roze jurk. Ze ziet mij niet. Ze is het speelgoedkasteel in verdwenen met Mr. Teddy. Een vreemd huwelijk. Enerzijds prinsesje met haar jurk, haar in staartjes en die perfecte glimlach. Anderzijds Mr. Teddy met een brandplek op zijn been, een ontbrekend oog en een scheur in zijn linker oor. Samen drinken ze thee in de hoogste toren van het kasteel. Ze wijst hem alle mooie plaatsen van de speeltuin. Doodse stilte op straat. Iedereen zit binnen, behalve zij en ik. Haar schaterlach rolt over de speelplaats. 1 meisje, 1 teddybeer en 1 prachtig mooie droomwereld. Ze danst met Teddy over de loopbrug. Steeds harder, steeds wilder.

Plotseling slingert ze Teddy omhoog, en scheurt zijn arm. Met een enorme boog vliegt Teddy over de loopbrug het kasteel uit. Gillend rent ze, met zijn linkerarm nog in haar hand, naar beneden om haar bruidegom te inspecteren. De tranen rollen over haar wang als ze neerknielt bij haar knuffelbeer. “Nu kun je me nooit meer omhelzen” schreeuwt ze! Woest stampt ze met haar voeten op de grond. Haar jurk zit vol met zwarte vegen. De linten in haar staartjes laten los, en dwarrelen langzaam naar de grond. Van het prinsesje zoals ik haar tegenkwam op de straathoek is nog maar weinig over.

Als ze van de eerste schrik bekomen is ziet ze dat het enige nog overgebleven oog van Mr. Teddy een halve meter verderop in het zand ligt. Haar gehuil neemt onderhand hysterische vormen aan. Ik kan het niet meer aanzien en loop naar haar toe. “Hallo kleine prinses, wat is er aan de hand?” Verbaast kijkt ze op. Als ze na een paar seconden eindelijk haar ergste verdriet heeft overwonnen zegt ze zachtjes “Mister Teddy is stuk.” Haar ogen staren naar het gras op de grond voor haar. Voorzichtig kijkt ze op. “Hij zal me nooit meer kunnen vasthouden met 1 arm. Hij zal me nooit meer kunnen aankijken zonder ogen. Ik heb Teddy doodgemaakt.

Zachtjes aai ik haar over haar hoofdje. Zichtbaar ontroerd haal ik diep adem en zeg: ”Je hebt Teddy niet doodgemaakt. Zijn arm is gescheurd en zijn oog is kapot. Maar jij kon er niets aan doen, al was je nog zo voorzichtig geweest! Het is gewoon een oude versleten beer.” Zonder verder nog iets te zeggen rent ze weg van de speeltuin. In de ene hand Mr. Teddy, in de andere hand de afgescheurde arm en het losgeraakte oogje.

Piepende banden, gevolgd door een doffe klap! Verschrikt kijk ik om. Nu vliegt prinsesje met een enorme boog door de lucht. Ik ren erheen, maar het is al te laat! Twee meter voor het bushokje waar ik eerst geschuild had zie ik het levenloze lichaam van prinsesje, met in haar armen haar bruidegom. Waren het mijn woorden die haar hebben laten rennen? Nee! Voor het eerst in de historie van de mensheid is een achtjarig meisje vermoord door haar eigen teddybeer.

Monday, August 6, 2007

Koffietijd

Een Cappuccino en een Marlboro Light. Elke ochtend weer je rokertje en je opwarmertje van de dag. Extra veel slagroom, dat is geen goed teken! Ook het tempo waarmee je momenteel alweer de derde peuk van de dag wegwerkt stemt me weinig gerust. Elke ochtend weer hetzelfde ritueel. Beiden op weg naar onze baan, beiden de stop makend bij hetzelfde koffiehuis.

Ooit heb ik je hier ontmoet, een jaar of 3 geleden. Jij serveerde me koffie verkeerd bij dezelfde stoel als waar ik nu zit, in de hoek bij het raam. Na een stormachtige kalverliefde met vele hoogtepunten en dito bedblunders zijn we als zogenaamde vrienden nog relatief goed terechtgekomen. Niet dat we elkaar dagelijks spreken, maar een babbel in de kroeg kan er nog wel vanaf. Soms bel je me huilend op, midden in de nacht, en voelt het nog even net als toen. Nu werk je als secretaresse op een Amsterdams advocatenkantoor. Het roken is gebleven, maar je betoverende glimlach is verdwenen. Misschien maar goed ook. Soms ben je nog steeds onweerstaanbaar, ondanks de wallen onder je ogen.

Na je 4e peuk binnen 3 kwartier hou je het voor gezien. Het is kwart voor 8, voor jou tijd om te gaan. Half 9 begint voor jou een nieuwe werkdag weet ik. Vroeger wist ik meer van je. Toen praatte je ronduit over alles en nog wat. Nu ben je stiller dan ooit. Vaak zit ik bij je aan de koffietafel en veel verder dan ‘goedemorgen’ komen we meestal niet. Het is veel van hetzelfde als ik vraag hoe het met je gaat. Veel over een verloren liefde, veel over je baas die je als slavendrijver verzuipt in stomme klusjes en taken die je eigenlijk helemaal nog niet aankan. Ik wil het allemaal zo graag horen, ook al is het precies hetzelfde als gister, eergister en al de dagen daarvoor.

Je zegt dat het niet uitmaakt. Het heeft toch geen zin om te investeren in zo’n waardeloos mens, als ik jou moet geloven. En dat is dus precies mijn vloek of zegen, ik geloof je gewoon niet. Maar jij verschuilt je in je vesting. Je staat achter de slotgracht in je harnas van zelfkastijding op de muur van je gebroken ego. Als ik zou zeggen dat het allemaal niet waar was zou je me toch niet geloven. En dat is ook precies de reden dat je steeds vaker de ophaalbrug niet meer voor me laat zakken.

Soms maak je me een beetje bang met je emotionele kluizenarij. Soms ben ik bang dat je jezelf opsluit. En misschien houd ik daarom ook wel een beetje van je. Makkelijk is ook maar zo saai.

Dus asjeblieft, blijf je nog even bij me?

(Counting Crows - Black and Blue)

You've been waiting a long time
To fall down on your knees
Cut your hands
Cut yourself until you bleed
But fall asleep next to me

Monday, April 23, 2007

Het kan verkeren

Maandagmiddag 12.18, de telefoon gaat. M’n schoolboeken gaan opzij. Lichtelijk verveeld hijs ik mezelf uit de bank. Wat nu weer? Mijn moeder die belt voor een boodschap, mijn baas die vraagt of ik extra wil werken, of een stel telemarketeers? Wat wordt het? Geen van allen, ik krijg mijn oom aan de lijn.

‘Hey Marius, is er iemand thuis vanmiddag?’ ‘Ja hoezo?’ vraag ik. ‘Je moeder, Ed en ik willen vanmiddag met z’n drieën bij oma in het ziekenhuis langsgaan. Kan jij opendoen als ik bij jullie ben, zodat ik de auto kwijt kan?’ Nietsvermoedend stem ik in, nog half met m’n hoofd bij de lesstof contractrecht. Volgende week tentamens, en dat is nu het enige dat telt.

Denk ik.

‘Marius, heb jij je moeder eigenlijk nog gesproken vanochtend?’ Pas nu begint er een lampje omtrent de aangekondigde visite van mijn oom te branden. ‘Het gaat namelijk niet zo goed met oma. Maar dat moet ze je zelf maar vertellen.’

Kut!

Dat is echt het enige woord wat in me opkomt na een gesprek over 11 gebroken ribben en een onbekend aantal tumoren. Het ene moment breekt ze haar enkel, het volgende moment ligt ze dood te gaan op de intensive care. Het kan verkeren.

En waarom ben ik nou echt zo geschokt? Van nature ben ik niet zo’n familiemens. Oma’s werden door mij tot nu altijd beschouwd als mensen die je energie gaven tot je twaalfde, en het vanaf dat moment begonnen terug te nemen. Boodschappenbriefjes doorgeven, eindeloos gezever en geklaag over de toestand in het bejaardentehuis. Alleen het telefoneren na de voetbalwedstrijden van feyenoord kon me altijd wel plezieren. Dus het verlies van een innige band zou je het niet kunnen noemen. Eigenlijk ben ik best een klootzak. Nooit omgekeken. En dat is precies hetgeen dat nu met een schok door me heen gaat. Nooit de moeite genomen om iets voor haar te doen. En nu ligt ze daar, en zal ik het nooit meer kunnen veranderen.

Woensdagmiddag 14.32. Ik bel even met mijn moeder om te kijken hoe het met haar gaat, ze is in het ziekenhuis. ‘Hoe staat het daar, nog nieuws?’ Even is het stil. ‘Ja, ze laten oma slapen totdat het zover is. Er is niks meer aan te doen.’ ‘Heeft ze veel pijn?’ vraag ik bezorgd. ‘Nee, ze krijgt morfine. Ik moet je de groeten doen, ze vond het erg fijn dat je er gister even was.’

Donderdagavond 19.40. Als Marco Borsato ooit heeft gezegd dat afscheid nemen niet bestaat, kan hij mooi de pleuris krijgen. Hier sta ik naast een bed, waarin mijn doodzieke oma verstopt ligt tussen slangetjes, morfinepompen en andere piepende apparaten. Ademhalen gaat niet zo makkelijk met 11 gebroken ribben. Ze ademt alsof elke hap lucht haar laatste kan zijn. Sommigen geven haar nog een dag. Sommigen geven haar nog tot na het weekend. Ik geef mezelf nog 1 kans om er te zijn zoals ik er altijd voor haar had moeten zijn.

Ze slaapt, moe van al het bezoek in de kamer en de morfine in haar lichaam. Even ziet ze me, voor ze weer wegvalt in een diepe slaap. Ik kijk naar de vrouw die me ooit meenam naar de dierentuin. De vrouw die altijd waterijsjes voor mij en mn zusje maakte. De vrouw die nooit terug gekregen heeft wat ze van me verdiende. Die vrouw ligt nu zwetend te smachten naar het einde. Ze zegt niks meer, ik laat haar slapen. Dan sta ik op, mijn taak is gedaan. Ik geef haar een kus op haar voorhoofd en loop de kamer uit. Ik proef het zout van haar zweet.

‘Damn’ denk ik bij mezelf, de laatste keer met haar, en ze kan niet eens meer wat zeggen. Ik sta bij de deur. Ik wil wel weg, maar ik kan niet. Niet zo, niet zonder iets gezegd te hebben. Ik draai me om in berusting en sta al met 1 voet buiten de deur. ‘Hallo?’ Eindelijk, ik hoor wat! Als ik omkijk ligt m’n oma met haar ogen open op bed. ‘Ik ga er vandoor oma, gaat u maar lekker slapen.’ Een beetje verward zoekt ze naar adem. ‘Ja, lekker slapen.’ Even buig ik over haar heen om te horen wat ze zegt. ‘Dag lieve oma, slaap zacht.’ Even kijkt ze nog op. ‘Dag lieverd.’ Ze zei het! Haast onverstaanbaar, maar o zo liefdevol.

Even verdrietig als gelukkig loop ik weg. Het is goed zo. Van een zeurende oma naar een lieve vrouw. Van een afstandelijke relatie naar een waardig einde. Het kan verkeren.

Saturday, February 17, 2007

Het nadeel van de twijfel

Het neonlicht schreeuwt mij toe met al zijn opdringerige passie die neonlicht eigen is. Ik hoor het wel, maar ik versta het niet. Iets met een snackbar ofzo. Vermoeid leun ik tegen de wisselgeld automaat naast de automatiek. Druppels vervormen de oorspronkelijke boodschap in de regenplas tot een wervelende kolk van licht en beweging. Het doet allemaal een beetje schizofreen aan, de ordinaire schoonheid van neonlicht op nat asfalt.

De Tempelierstraat, vrijdagavond 21: 55. Ik stel mezelf de vraag die iedereen die op dit tijdstip in de Tempelierstraat is zich zou moeten stellen. “Wat de fuck doe ik hier?” Ik zou natuurlijk wel antwoord kunnen geven. Even gekeken voor een nieuwe bureaustoel bij de Ikea, en nu probeer ik over te stappen. Ik sta op de bus te wachten in een straat die onmiskenbaar de lelijkste straat van Haarlem genoemd mag worden. En toch heeft deze straat in al zijn ordinaire lelijkheid zo zijn eigen schoonheden. Schizofrenie alom.

Mijn hele leven is eigenlijk 1 grote tegenstelling. Het begon al op de basisschool. Slim, ontwikkeld en sociaal, maar toch bestempeld als probleemkind. Een kei in geschiedenis, biologie en aardrijkskunde, maar toch nooit geschat op meer dan een moeizame schoolloopbaan op de Mavo. 10 jaar later gooi ik hoge ogen op de universiteit. Wat mensen over me gezegd hebben in die 10 jaar heeft me altijd koud gelaten. Maar zo rotsvast als ik in het leven sta, zo klein en fragiel ben ik weer als het op vrouwen aankomt. Zo volwassen als ik het leven anno 2007 pleeg aan te pakken, zo hysterisch blijft mijn herseninhoud rondkolken in mijn schedel op het moment dat de juiste vrouw even niet het juiste woord zegt.

Alles in mijn leven kan je op deze weegschaal leggen. Ook qua vrienden weet ik nooit precies hoe ik mijzelf moet inschatten. Ik heb veel vrienden, maar geen beste vrienden. Gangmaker op feestjes maar nooit de ster van de show. Geliefd gezelschap of eeuwige tweede? Misschien wel allebei, wie zal het zeggen. Een praatpaal ben ik, sociaal, grappig en scherp van geest. Aangenaam gezelschap. En toch verkies ik boven alles het leven als emotionele kluizenaar met een slot op mijn emoties. Vaak gezien maar nooit begrepen.

Qua aandacht van vrouwen ook geen gebrek, alleen nooit een bevredigende uitkomst. Vaak geliefd maar nooit bemind. Mijn drukke leven met studie, werk, schrijven, beats maken en het runnen van mijn eigen radioshow. Haal ik het maximale uit mezelf, of zit ik gewoon overvol? Ik doe een hoop. Ben ik veelzijdig of gewoon overal net niet goed genoeg in om me puur daarop te focussen? Ik ben geen pessimist, maar wordt soms toch verscheurd door knagende twijfel.

“Godverdomme, waar blijft die klote bus nou?” De Tempelierstraat, vrijdagavond 22:10. Nog steeds de even mistroostig doch wonderschoon aandoende neonreflectie op het steeds natter wordende asfalt. Ik duik diep weg in mijn capuchon en neem langzaam nog een laatste hijs van mijn enige gezelschap op deze vrijdagavond. Het laatste stompje hasj joint sterft een zachte dood in een kleine plas regenwater. Ik voel me verrot, maar zelfs mijn bedrukte emotionele toestand heeft een soort van absurde schoonheid. Hoe vervelend het ook is, ik voel tenminste dat ik leef. Mijn bloedend hart zingt de blues in volle hevigheid. Moet ik balen van mijn emoties, of gezegend zijn met het feit dat ook verdriet het leven de moeite waard maakt?

Daar stopt dan eindelijk de bus. Ik tover m’n OV tevoorschijn en doe geen enkele moeite om de buschauffeur ook maar 1 moment aan te kijken. Met mijn jas als mijn vesting plof ik neer op een bank en sluit me compleet af voor de buitenwereld. Mijn muziek uit de MP3 speler iets te zacht, mijn high iets te hard en mijn kop veels te veel uit balans. Zoveel vragen, zoveel antwoorden. En telkens geef ik mezelf het nadeel van de twijfel.



(Jiggy Dje – Ik ben alleen)

Ik zit vast in die trip, vast in m’n kop
Houd al die shit verborgen
M’n hart bloedt, zwart van de woede
Opgekropt uit angst voor gevolgen

Wednesday, February 7, 2007

Drijfzand

Twee mensen die in een kamer staan te roken. Op zich niks vreemds aan. Zij rookt een sigaret, ook niks vreemds aan. Alleen komt bij mij de rook niet uit m’n mond, maar uit m’n oren. Driftig drukt ze haar peuk uit en kijkt me indringend aan. Ik zeg niks, omdat ik weet dat het toch niet helpt. Om haar blik kracht bij te zetten bijt ze me plotseling toe: “En ik maar denken na vorige week dat je me echt een kans gaf! Punk’d!” Zo kalm als ze net was, zo giftig is ze nu. Ik zeg niets, maar de rook uit m’n oren wordt met de minuten zwarter. Op bijtende toon spreekt ze elk woord en snijdt me door mijn ziel. “Universiteit en Mavo is ook een heel verschil hè Marius? Waarom zou je ook naar me luisteren?!”

Eindelijk verhef ik mijn stem maar weer eens: “Tuurlijk joh, wat jij wilt! Als ik ook maar 1 seconde had getwijfeld aan hoe serieus ik je moest nemen, waarom zou ik dan überhaupt met je praten? Genoeg mensen op deze aardbol die graag genoeg een woordje met me willen wisselen. Maar op een of andere manier ben ik meer met jou bezig dan met wat dan ook! Rara, hoe kan dat?” Triomfantelijk loop ik naar haar toe om haar te aaien. Hiermee scoor ik punten, en ik weet het. Of tenminste, ik dacht het te weten. Plotseling duwt ze me weg, waarbij ze mijn lip open haalt met haar nagel. De tranen staan in haar ogen: “Owja, dus ik verzin dit allemaal maar? Nu ben ik weer het geschifte wijf zeker! Want ik begrijp het nooit, en het is volgens jou allemaal mijn schuld! Altijd!”

Bloed stroomt via mijn bovenlip mijn mond in. Het proeft een stuk zoeter dan de situatie waar ik in verkeer. Ze voelt zich miskent omdat ik haar niet serieus zou nemen. Dan probeer ik haar te zeggen hoe serieus ik haar neem, hopende dat ze echt ziet hoe belangrijk ze voor me is. Maar de uitwerking is een negatiefbeeld van alles wat ik bij haar probeer op te roepen.. Nu heb ik haar onbewust blijkbaar voor geschift wijf uitgemaakt. En misschien heb ik dat beeld ook onbewust wel bij haar opgeroepen. Maar dat is nooit mijn bedoeling geweest en daarom voelt het zo verdomde pijnlijk dat ik het niet kan veranderen.

We’re running round in circles. Steeds dezelfde gesprekken met een steeds even onbenullige aanleiding. Vandaag was de aanleiding het niet snel genoeg reageren op MSN. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is wel een aanleiding.

En dat is nog niet het ergste. Want veel problemen zou je met praten op kunnen lossen. Hier is echter sprake van een typisch drijfzand conflict. Bij elk woord wat ik uitbreng zak ik weer een centimeter dieper weg in het moeras. Hoe harder ik spartel, hoe sneller het gaat. En op een gegeven moment zijn we beiden zo verrot dat er echt niets zinnigs meer uitkomt.

Nu even terug naar de kamer. Nu ben ik degene die mijn geduld verliest. “Stomme trut dat je bent! Het is godverdomme ook nooit goed genoeg voor jou heh?! Voel je jezelf niet serieus genomen, zeg ik je hoeveel ik om je geef. Voel je jezelf lelijk, dan zeg ik je hoe mooi je bent. Voel je jezelf dom, vertel ik je hoe slim je bent. Maar blijkbaar nooit op de goede manier! Je weet er altijd wel iets lelijks van te maken! En als ik het na duizend keer nog steeds niet over kan brengen, laat dan maar!”

Ze is niet onder de indruk. “Jij iets overbrengen? Hoe dan? Je kunt niet eens naar me luisteren! Je moet altijd alles voor me invullen!” Het gif schiet door m’n aderen. “Nou, op een of andere manier zijn er in mijn omgeving genoeg mensen om het tegendeel te bewijzen. Bij jou is het lekker stil de laatste tijd! Hoe zou dat nou komen? Misschien omdat je iedereen wegduwt? Als mensen hun hand uitsteken sta je klaar om de helpende hand af te hakken!” De tranen rollen over haar wangen,en ook ik hou het niet meer helemaal droog. “Marius, jij bent gewoon een sociale hoer omdat je vroeger iets te kort kwam. Omdat de grote boze buitenwereld jouw tere zieltje vroeger gekwetst heeft moet je blijkbaar je hoofd heel diep in de reet van je omgeving steken ter compensatie.”

“Nou, dan neukt deze sociale hoer in het vervolg wel iemand anders!” Ik loop weg zonder om te kijken. Ik trek de deur met een klap achter me dicht, terwijl ik haar luid snikkend in haar kamer achterlaat. Met ferme passen loop ik de trap af. Maar het is geen boosheid dat mij bij haar weghoudt. Het is pure machteloosheid die zich nu van mij meester maakt, omdat alles wat ik zeg omgekeerd bij haar aankomt.

En ongetwijfeld ook vice versa, ik ben soms geen haar beter! Het liefst zou ik ook weer aanbellen om haar in mijn armen te sluiten. Maar in alle maanden dat ik haar ken hebben we ruzie gemaakt over dezelfde dingen. En hoe vaak het ook goed lijkt te gaan, uiteindelijk zijn we beiden geen centimeter opgeschoten. Doodongelukkig word ik ervan. Hoe graag ik ook wil dat alles goedkomt, het blijft ijdele hoop! Ik geloof er niet meer in. Dus dit was het dan! Het is over, en godverdomme wat doet dat pijn!



(The Procussions ft. Talib Kweli - Miss January)

I had to say goodbye to Miss January, she had a hold on my mind for so long
I learned a lesson in life from Miss January, the weight left in my heart is less heavy,
when the first light shines, the first light shines in June.