Thursday, November 23, 2006

Junkie

Ik ben een junkie, altijd al geweest. Sinds het allereerste shot was ik totaal verkocht. Verslavingsgevoeligheid zit elk mens in zijn bloed, het is alleen maar net hoe je ermee omgaat. Het vloeit door mijn aderen, van buitenaf geïnjecteerd. Als geluk bij een ongeluk kun je als verzachtende omstandigheid aanvoeren dat ik tenminste niet verslaafd ben aan heroïne. Heroïne is de meest verwoestende drug die ik ken, maar vrouwelijke aandacht is een goede tweede.

En juist daar ben ik zo enorm verslaafd aan geraakt. Eigenhandig afkicken is ondanks verschillende pogingen altijd op een mislukking uitgelopen. Het enige dat werkt met de vrouwen in mijn leven is verlaten worden. Na een tijd zonder een shotje vrouw, aangelengt met wat liefde, ben ik cold turkey afgekickt. En het is waar wat ze zeggen over cold turkey. Plotseling helemaal zonder werkt het best, maar het is wel verdomd pijnlijk!

Zeker als je ziet dat anderen om je heen vrolijk hun shotjes geïnjecteerd krijgen. Of erger nog, je persoonlijke dealer die nu een andere klant heeft gevonden. Je ziet het ritueel, herkent de gebaren tot in detail. Alleen ben je nu een voorbijganger die de transactie ziet plaatsvinden. Soms droom ik nog steeds terug naar de dag dat ik daar stond met dat briefje van 50 in m’n broekzak. Diezelfde groet. Diezelfde glimlach. Stiekem verdwijnt er een zakje dope in een jaszak en gaan de contanten van hand tot hand. En ze denken maar dat niemand ze ziet. Maar ik zie het, overduidelijk!

Jaloers word ik ervan. Stikjaloers. Die ander wel, en ik niet. Hoe harder mn geest het probeert te onderdrukken, hoe harder mijn lichaam schreeuwt om een nieuw shot. Maar mijn dealer levert niet meer aan mij. Het valt te veel op, het geeft te veel problemen, zegt hij. Het is slecht voor zijn zaken, en helemaal onterecht is dat niet. Overvloedig zijn de dagen van achtergestelde betalingen. En de roddels en foutieve aannames die ik verspreidde als hij er niet was om me dat shot te geven.

En nu zit ik met de brokken. Licht melancholisch kijk ik terug. Dat eerste gesprek staat me nog bij, zin voor zin. De eerste ‘high’ kwam een week later, en het voelde heerlijk. Nog niet eens het persoon die het zegt is de sleutel naar de roes. Het feit dat alles op zo’n moment even lijkt te kloppen maakt het zo onvergetelijk mooi. Later ga je zien dat het niet enkel goud is wat er blinkt, maar dan is er al geen weg meer terug. Je bent al addicted for life. Pas op het moment dat je bij jezelf inziet wat voor troep je eigenlijk injecteert kan bij jezelf wel eens het besef komen dat het helemaal niet zo mooi is als het allemaal voelt. Niet dat ik dat niet al wist overigens, want de nare bijwerkingen waren me niet ontgaan. Maar het besef dat de pijn niet opweegt tegen de roes heeft mij doen besluiten om de spuit in de bosjes te werpen.

Best grappig als je de vergelijkingen zo gadeslaat. Dan hebben liefde en heroïne op zich een hele hoop gemeen. Iedereen die dat niet inziet zou voor het inlevingsvermogen eens ‘under the bridge’ van de Red Hot Chilli Peppers moeten luisteren. Als je eenmaal geproefd heb wil je nooit meer anders. En van beide kunnen de afkickverschijnselen enorm pijnlijk zijn. Maar als je eenmaal bent afgekickt ziet het leven er meestal een stuk beter uit dan de tijden dat je laveloos in de goot lag.

Novocaine for the soul. You better give me something, to fill the hole. (Eels – Novocaine for the soul)

Tuesday, November 21, 2006

Hotel Binnenhof

“Welkom in Hotel Binnenhof. In het centrum van Den Haag ligt dit prachtige hotel, gerund door een staf van toegewijde medewerkers.” De brochure belooft een hoop. Daarom heb ik besloten om te kijken of dit hotel zijn verwachtingen kan waarmaken.

“Nou, ik ben er. Eerst maar even inchecken,” zeg ik tegen mezelf. Aan de receptie word ik hartelijk ontvangen door de receptionist. Dhr. M. Verhagen. Iets te glad, maar zijn grapjes komen wel aan. Zelf hou ik wel van koken, dus ik vraag of ik eventjes in de keuken zou mogen kijken. Kijken of de koks rekening kunnen houden met mijn noten-allergie.

“Maar natuurlijk meneer,” zegt Verhagen. Aan het eind van de gang is het restaurant. Als u voor het restaurant links afslaat komt u er vanzelf. Eenmaal aangekomen in de keuken wordt ik alweer even hartelijk, doch gladjes, begroet door chefkok Bos. Hij vertelt me dat hij hier nog maar een paar jaar werkt. “Eerst hadden we kok Wim, een zeer ervaren kok. Vooral zijn ijs met paarse vruchtensaus staat nog steeds hoog aangeschreven.” Bos glimlacht. “Als er morgen na de verbouwing wat extra financiële meevallers zijn, willen we de paarse vruchtensaus weer op het menu zetten. Even afwachten, want paars is lekker, maar wel heel duur.” Bos neemt even een slokje water. Die glimlach is nog steeds niet van z’n gezicht af te poetsen lijkt het wel. “Na kok Wim kregen we Melkert, maar die is met de hulp van wat subsidie ingestroomd in een andere baan. Het vak was voor hem toch wat te veel stressen.” Plotseling kijkt hij om en schreeuwt: “Jan, waar blijft die tomatensoep nou verdorie! Femke, ik weet dat je vegetariër bent, maar zou je toch wat balletjes voor die soep kunnen maken?”

Afgeschrikt door de plotselinge drukte wandel ik de keuken maar uit. Ik hoor Verhagen vanuit de verte roepen. “Rita, kan jij deze meneer even naar zijn kamer begeleiden?” De keuken beviel me wel, geholpen worden door een chagrijnige piccolo wat minder. Dat mantelpakje valt toch iets te groot. Aangekomen bij de kamer zegt ze met een ijskoude glimlach: “Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben, onze hotelmanager staat altijd voor u klaar. Zijn kantoor is in het midden van ons hotel. Zijn kamer zit bovenin dat torentje daar. En mocht u weer vertrekken, u weet me te vinden. Ik help u met veel plezier naar buiten!” Ze kijkt wederom erg zuur. Zeker te weinig fooi gekregen vandaag!. Na een dankwoord stop ik haar 5 euro in de hand.

Ondanks mijn tot nu toe gemengde ervaringen met dit hotel moet ik zeggen dat het eten me uitstekend bevalt. De links gelegen keuken heeft mij een heerlijke tomatensoep voorgeschoteld. Ook de salade met Bospaddestoelen en Groene pesto is me uitstekend bevallen. Tijd voor een welverdiende nachtrust dan maar.

Slapen in dit hotel lukt me echter niet. Rond half 1 hoor ik een enorm kabaal op de gang. Bij de telefoon op mijn kamer ligt een telefoonnummer in geval van onraad. Het papier vertelt mij: “In geval van ordeverstoring kunt u bellen met Dhr. F Weisglas.” Na het nummer ingetoetst te hebben kon ik de melding doorgeven. En toch bleef het maar rumoerig op de gang.

Daarom besloot ik zelf maar even te gaan kijken. Op de gang zag ik een grote onrust. De koks Jan, Femke en Wouter waren in een verhitte discussie met de financial manager, die daarbij voor rotte vis werd uitgemaakt. Piccolo Rita deelde nog een rake klap uit aan Femke voordat de op Harry Potter lijkende hotelmanager de rust kan herstellen.

“Mijn oprechte excuses” zei de hotelmanager schuldbewust. “Het personeel is een beetje gespannen, morgen gaan we namelijk verbouwen.”

Sunday, November 19, 2006

Gelijkgestemden

En plots is hij er weer, als een duveltje uit een doosje. “Goedemorgen Marius, heb je me gemist?” Breed lachend kijkt hij me aan. Ik lach terug. Ik vind het grappig om te zien hoe we op precies hetzelfde moment precies hetzelfde kunnen lachen. Zogenaamd stoer roep ik ‘hey ouwe, je bent nog geen moer veranderd,’ terwijl ik weet wat komen gaat. ‘Jij anders wel kerel, niet zo fraai heh?’ kaatst hij me terug. Auw… hij is er weer.

‘Marius, ik kom eigenlijk langs omdat er toch nog wat dingen zijn gebeurd de laatste tijd waar ik het even met je over wil hebben.’ Schuldbewust kijk ik naar beneden omdat ik weet dat ik hem heb verwaarloosd. ‘Kom maar op!’ roep ik quasi standvastig, maar mijn maag draait rondjes van schaamte. Ongemakkelijk kijken we elkaar aan. Weer precies diezelfde blik.

‘Nou, laten we het even hebben over dat meisje van je. Was het verdomme echt zo moeilijk om gewoon eventjes naar me te luisteren? Je wist dat ik gelijk had right?’ Ik kan niets anders doen dan bevestigend knikken. Hij knikt met me mee en vervolgt zijn verhaal. ‘Het probleem is dat jij achteraf je kansen pas kan inschatten.’ Voor het eerst sputter ik even tegen. Lichtgeraakt antwoordt ik ‘Ja maar hey! Dat is lekker makkelijk! Ze heeft me misleidt. Ze zei dat ze tijd nodig had om aan het idee van ons samen te wennen. Als ze zichzelf eerst kwetsbaar, bijna breekbaar opstelt en vervolgens roep dat ik geen tegengas durf te geven, wiens schuld is het dan eigenlijk?’

Hij laat zich door mijn tegenstootje echt niet van de wijs brengen. Ik wil het liefst zwelgen in zelfmedelijden, en gelukkig weet hij er weer eens een stokje voor te steken. ‘Dat is bullshit Marius, luister nou even goed naar me! Het is allemaal geen schande, begrijp me niet verkeerd. Jij bent uiteindelijk degene geweest die op de rem getrapt heeft, dus gedraag je nou niet alsof je gedumpt bent. Ik moet je wel nog even een complimentje maken over dat gesprek. Het was het liefste en nederigste als-je-nou-niet-tot-inkeer-komt-ga-dan-maar-weg gesprek dat ooit op deze aardbol gevoerd is. Helemaal eerlijk was je niet, maar voor fuck sake, wat deed het er toen nog toe? De hoofdlijnen klopten, dat is het belangrijkste.’ Ik zwijg en kijk hem aan. Ik lach voorzichtig. Hij lacht terug. Weer diezelfde lach.

‘En maak je nou ook eventjes geen zorgen over haar verwrongen beeld van je. Je speelde haar spelletje volgens haar regels.’ We ijsberen door de kamer en halen een diepe hap adem voordat hij zijn monoloog voortzet. ‘Laat haar maar denken dat ze je in de tang had. Natuurlijk was de inhoud van haar conclusie net zo rechtvaardig als Paris Hilton die er vandoor gaat met de Nobelprijs voor de natuurkunde. Why the fuck should you care? Jij weet toch wel beter?’ Ik kijk en glimlach, wetend dat hij nu echt terug is. Ik heb hem gemist, en hij mij ook. De druk is van de ketel. We zijn nog niet dichter dan 2 meter in elkaars nabijheid geweest, maar in gedachte hebben we elkaar alweer doodgeknuffeld. En zo hoort het!

Nu is het mijn beurt om te praten. ‘Hey, stel je nou voor, gewoon even hypothetisch.’ Ik kijk uit het raam en zoek naar de juiste woorden. ‘Als ik dat misverstand omtrent haar psychologisch overwicht nou uit de wereld zou willen helpen,hoe zou ik dat dan moeten aanpakken?’ Hoofdschuddend kijkt hij me aan. ‘Daar heb je een woord voor met vier letters. N. I. E. T!’ Na een diepe hap adem vervolgt hij zijn spel. ‘Waarom denk jij altijd dat je achteraf nog alles uit kan leggen. Je weet dat het bullshit is. Je hebt maar 1 kans. Als je elkaar tegenkomt moet je snel zijn met het zetten van het juiste beeld. Eigenlijk heb je maar 1 kans om jezelf juist te presenteren. Het is een beetje als het lopen van de marathon. Als jij doodleuk een half uur te laat aan de start verschijnt is er niks aan de hand.’

Ongelovig kijk ik hem aan. Ik weet dat hij nu onverwacht uit de hoek gaat komen. Hij laat even die stilte vallen als psychologisch instrument. Ik weet het en hij weet het ook. ‘Je kunt de marathon best wel winnen dan, alleen moet je wel in staat zijn om een sprint te trekken van 42 kilometer. Dus in de praktijk is het nog steeds Godsonmogelijk.’ Een schaterlach rolt door de kamer. Je had me even goed op het verkeerde been gezet. Ik wist dat je het ging doen, en toch trapte ik er weer in. ‘Moraal van het verhaal: Eerste indrukken wis je niet meer uit. Het kan wel, maar dan moet je of uitzonderlijk goed zijn, of extreem veel tijd krijgen. Extreem goed ben je niet, anders had je deze fuck-up in eerste instantie niet gemaakt. Extreem veel tijd heb je ook niet, aangezien jullie besloten hebben om niet samen verder te gaan. Weet je wat jij zou moeten doen?’

Ik kijk hem aan en vraag ’Nou, wat zou ik moeten doen dan?’ Hij kijkt me triomfantelijk aan en zegt: ‘Niets, helemaal niets mijn vriend.’ Weer voel ik mezelf op het verkeerde been gezet. ’Je hebt een druk leven vol met dingen die absoluut de moeite waard zijn. Wees nou gewoon eens blij met wat je hebt. Het is godverdomme pas 2 dagen naar de knoppen, en je treurt al niet meer. Laat haar maar denken dat ze oppermachtig was. Je kunt het haar ook onmogelijk kwalijk nemen. Jij hebt het spel gespeeld op jouw manier, zonder de spelregels te kennen. Dat willen corrigeren is net zoiets als schaakmat staan na 4 uur spelen, en dan vragen of je het potje vanaf de 5e zet mag overspelen, omdat je toch liever je loper dan je paard had willen verplaatsen. Dat van haar vragen is totaal onredelijk. Als je dat had willen doen had je in die bewuste zet je paard moeten pakken in plaats van je loper. Je kunt je nu wel komen klagen dat ze ernaast zit. Maar hey, zeg eens eerlijk! Wiens schuld is dat nou eigenlijk? Had ze zonder je strategie te kennen moeten zeggen dat je beter je loper had kunnen verplaatsen? Lijkt me niet!’

‘Je hoeft namelijk ook niet meteen de deur dicht te trappen, weet je.’ Lichtelijk verbaast kijk ik hem aan. ‘Jullie haten elkaar niet ofzo. Ga verder met je leven, en verwacht niets meer van haar. Trap haar alleen niet de grond in, ze heeft nog steeds je nummer. Ik weet dat de situatie je frustreert, maar ga nou geen dingen meer proberen te redden die toch niet meer te redden zijn. Laat het rusten.’

Eerlijk is eerlijk. Ik heb deze man in mijn leven zo ongelofelijk gemist de afgelopen 7 weken. Terugkijkend snap ik niet eens dat ik het zonder hem überhaupt zo lang heb volgehouden. ‘Bedankt voor dit gesprek man’ zeg ik tegen de spiegel. De man op de glazen plaat kijkt me aan en lacht hartelijk. Ik lach terug. We weten beiden dat deze kleine nachtmerrie ten einde is. Mijn spiegelbeeld maakt me nog even duidelijk dat ik me nu echt moet gaan omkleden voor die laatste trein richting Amsterdam. ‘Ik zie je over 10 minuten beneden in de hal’ zeg ik.

Onderweg naar mijn kledingkast besef ik me 1 ding heel erg goed. Wat liefde, hoop en alles daar tussenin ook met je doet, vergeet vooral niet naar jezelf te luisteren. De stress van de laatste weken glijdt binnen no-time van me af. De MP3 speler gaat aan. Hij en ik staan klaar om naar het station te lopen. Twee zijn samen een, zoals het de afgelopen jaren altijd geweest is en hopelijk altijd zal blijven. Voor ik de deur uitloop kijk ik ‘hem’ nog een laatste keer aan. Ik lach en hij lacht terug. ‘Kom op man’ zegt hij, ‘tijd om de wereld te veroveren!’

Doodzonde

Donderdagochtend, 06:55 belooft de wekker mij terwijl ik mezelf bedenk dat mij al veel te veel belooft is de laatste tijd. Half slapend draai ik me om, maar de gedachte laat me niet meer los. Waar ben jij nu? Ik vraag me oprecht af of je nog ligt te slapen, of je nu ontbijt, of wat je anders aan het doen bent op deze vroege ochtend. Doodzonde.

Donderdagochtend, 07:05 belooft de wekker mij terwijl flarden van jou in de vorm van herinneringen aan mijn raam voorbij schieten. Gefascineerd door het schouwspel in mijn bovenkamer klim ik het bed uit. De PC gaat aan, evenals de waterkoker, mezelf terdege beseffend dat deze ochtend ergens opgetekend dient te worden. Al is je aanwezigheid en aandacht tot stof verworden, nog bezit je het vermogen om me veel vroeger dan noodzakelijk mijn bed uit te jagen en mij mijn dagelijks leven om jouw grillen heen te laten boetseren. Doodzonde.

De thee is gezet, en de rust is even snel teruggekeerd als die vervlogen was op het moment dat ik mijn ogen opende en de wekker mij in mijn bed zijn eerste belofte van de dag deed. Op het moment dat de wekker me belooft dat deze dag toch al zeker 7 uur en 28 minuten geduurd heeft besef ik me iets. Waarom heb ik niet naar mezelf geluisterd toen ik zei dat onze omgang doldwaze vormen begon aan te nemen? Waarom heb ik mezelf niet beschermd tegen het leed dat een gebrek aan eigenwaarde met zich meebrengt? Doodzonde.

De tv staat aan op donderdagochtend terwijl het nu teletekst is dat me het zalige tijdstip van 07:35 belooft, het moet toch niet veel gekker worden. Ik kijk ernaar maar ik zie niets terwijl ik naar de keuken loop om de laatste opgekropte frustraties weg te spoelen in de gootsteen samen met het laatste bodempje lauwe thee. Ik verbaas mezelf over het feit dat ik zo makkelijk over dit alles heenstap. Plots schrik ik op uit mijn gedachten en bedenk mezelf dat mijn rooster mij om 09:00 een tweetal lesuren belooft heeft terwijl ik heerlijk voor me uit zit te staren. Doodzonde.

Je zou jaloers moeten zijn op mijn rooster, bedenk ik me, aangezien die zijn beloftes gewoon gaat waarmaken. Tijd en plaats beloven is ook 'peanuts' vergeleken bij het waarmaken van beloftes omtrent begrip, liefde en genegenheid. En begrijp me goed als ik zeg dat ik het je diep van binnen ook niet kwalijk kan nemen. Jij was ook maar het verkeerde persoon op het verkeerde moment. Doodzonde.

Aangekleed en wel beloven de wekker en het NS spoorboekje mij in volle eenduidigheid dat ik mijn plannen tot het volgen van lessen toch echt mag laten varen als ik niet ogenblikkelijk richting station ga om die laatste trein te pakken. Terwijl meneer T. Montana mij bijna bespottend aankijkt vanaf zijn zwartwit poster, besef ik me dat hij er helemaal niet zover naast zat met zijn wereldberoemde filmquote over ‘my balls and my word.’ Mistroostigheid en de gedachten over jouw huidige bezigheden zijn verdwenen als sneeuw voor de zon. Het verschil tussen jou aan de ene kant en mijn wekker, teletekst, OV dienstregeling en scarface poster is dat de laatstgenoemde groep voorwerpen in tegenstelling tot jou keer op keer gewoon woord houden. Doodzonde.