Tuesday, December 12, 2006

Frankenstein

Jezelf met Frankenstein vergelijken is niet altijd goed, maar vandaag kom ik er nog best mild vanaf. Vandaag ben ik Frankenstein de grote, lieve en behulpzame reus. Maar ze ziet het niet. Iedereen die de openingsscène van de film Van Helsing gezien heeft weet hoe ik me nu voel. Ik voelde me als een koning in mijn inmense vesting. Ik was helemaal alleen in dat grote kasteel, maar ik voelde me er veilig. Ik zat er als een vorst met een prachtig uitzicht.

Op het land zag ik het volk druk aan het werk. Ik zag ossendrijvers driftig het land om ploegen met hun middeleeuwse werktuigen. De koopman trok van markt naar markt op zijn paardenkar. De smid stond driftig te hameren op een set toekomstige hoefijzers, en 3 straatschoffies hadden een brood gestolen bij de bakker en renden luid lachend richting een veilig heenkomen. Hoe prachtig was het geweest als Frankenstein voor 1 dag gewoon tussen al deze mensen had kunnen lopen, ook al was hij groot en anders. Ook al waren zijn handen getekend door lidtekens en vreemde vervormingen.

Mijn geest is Frankenstein. Krachtig, behulpzaam en liefdevol. Maar toch anders. En de laatste keer dat ik de veiligheid van mijn vestingmuren verliet bleek wel weer hoe beangstigend dat kan zijn, voor zowel mij als het volk waar ik zo graag eens tussen zou willen lopen. Welkom bij Van Helsing, scène 1. Het volk heeft zich niets aangetrokken van alle goede bedoelingen, en ziet alleen de immense tegenstellingen. Mijn handen zijn niet rank en gracieus zoals die van de prinsessen. Mijn stem is niet zuiver als de zang van de minstreel in de herberg in het bos. Maar diep van binnen brand wel het heilige vuur, de wil om goed te doen in deze wereld.

Gewapend met knuppels, fakkels, messen en bijlen staan ze te dringen voor de vestingpoort. Een grote boomstam wordt gebruikt om de poort mee open te rammen. Ik doe alsof ik het niet hoor, de verwijten en beschuldigingen. Ik doe alsof het me niet raakt. Ik lieg mezelf voor weet ik, en het volk ramt de poort open zonder enige vorm van genade. Elke sneer, trap na en sarcastische opmerking verandert in een stoot tegen de houten poortdeuren.

Ze zijn binnen. Ik zie het spookachtige schijnsel van hun fakkels. Ik hoor het blaffen van de honden. Ook al ben ik groot en sterk, ik kan ze niet meer stoppen. Ze zijn met te veel, en ik ben niet het type om te doden. Ik ben het type om bruggen te bouwen en te helpen. Maar het volk wil mijn hulp niet, ze willen mijn hoofd op een houten staak de stadsmuren binnendragen. Gewoon omdat ik anders ben, omdat ze nog nooit iets gezien hebben zoals ik. Omdat ze een zondebok zoeken om alle fouten op te verhalen.

Ik zit stilletjes in de toren, wachtend op wat komen gaat. Ik hoor ze schreeuwen onder aan de trap. In een laatste vluchtpoging probeer ik over het dak weg te komen. Ze zien me, maar het is te laat. Met een paar flinke sprongen van toren naar toren lukt het me om aan hun dodelijke razernij te ontkomen. Maar ik ben nog niet van ze af, ze zitten me op de hielen.

Dan maar naar de oude molen bovenaan de heuvel. Ze zijn sneller dan ik, maar met een sprint kan ik het nog halen. M’n knieen doen zeer. M’n milt steekt en m’n luchtwegen branden. Ik moet blijven rennen, op de vlucht voor ‘the angry mob.’ Rennen voor de verwijten. Vluchten voor alle beschuldigingen, met het laatste hapje lucht uit m’n longen. Ik vlucht de oude molen in en barricadeer de deur. Daar staan ze, duizend man sterk. Maar dit keer geen deuren om in te trappen. De fakkels worden tevoorschijn gehaald. Hooi wordt opgestapeld tegen de muren.

Doodzonde. Ik had zoveel hout voor ze kunnen sprokkelen, zoveel stenen kunnen verplaatsen en zoveel bruggen kunnen bouwen. Alles om hun leven aangenamer te maken. Maar mijn gebrek aan herkenbaarheid is blijkbaar genoeg om een blinde razernij op te wekken. Ze willen het niet snappen. Ik vraag mezelf af wie hier eigenlijk het onmens is. Deze mensen die hun land willen bewaken tegen mijn onmenselijke invloeden zijn eigenlijk de grootste monsters. Als ze mijn hulp niet willen aanvaarden, dan niet.

Je hebt de honden op me af gestuurd met je onbegrip. Je hebt de poort in gebeukt en me mijn eigen kasteel doorgejaagd met je wantrouwen. Je hebt me de molen in gejaagd en me omsingeld met al de bitterheid die in je zit. Nog 1 actie en de molen staat in brand, klaar om in te storten. Ik zal vallen in het vuur dat jij gestookt hebben en in rook opgaan en ergens anders verschijnen. No more mister Frankenstein for you.

3 comments:

Anonymous said...

2 jaar geleden las ik je blogs al, nu ben ik nog steeds verbaasd als ik ze lees en voel een vreemde behoefte om een kijkje te kunnen nemen in je meeslepende gedachte gang. Kan ik nog nieuwe blogs verwachten?

Marius said...

Hey Anonymous,

Als je er een naam/mail bij gezet had dan had ik kunnen reageren, maar helaas. Dus hopelijk lees je dit nog.

Bedankt, en ik heb al heel lang niks meer geschreven.

Maar het begint wel weer te jeuken. Hoop volgende maand weer wat te hebben.

Anonymous said...

In de anonimiteit kun je dingen zeggen en meningen geven die je anders misschien voor jezelf had gehouden..I'll be looking forward to reading your new blog
x